boek pelgrim egeria
Ik heb U al vaker verteld dat ik soms doodmoe word achter mijn bureau bij het lezen van oude reisverslagen. Onlangs is verschenen de Nederlandse vertaling - mét de oorspronkelijk Latijnse tekst - van het religieuze reisavontuur van Egeria .... uit de vierde eeuw!
In het land van de Bijbel
Reisverslag van Egeria, een dame uit de vierde eeuw
Latijnse tekst en Nederlandse vertaling Vincent Hunink, inleiding Jan Willem Drijvers
Hilversum, Verloren, 2011
ISBN 978-90-8704-188-5
Bij toeval werd eind negentiende eeuw een bijzonder Latijns handschrift gevonden in een klooster te Arezzo. Helaas was het handschrift niet helemaal compleet; het begin en enkele fragmenten ontbraken. Datzelfde gold voor de titel van het werk en de naam van de auteur. Door deduceren en combineren zijn de meeste onderzoekers het er nu wel over eens dat het gaat om een elfde-eeuwse kopie van het verslag van de reizen die een zekere Egeria maakte tussen 381 en 384. Ze kwam uit Z-Frankrijk of N-Spanje en behoorde waarschijnlijk tot de welgestelde elite van een Romeinse provinciestad. Ze was een vrome christin - sommigen denken dat ze abdis was - die met eigen ogen het oosten wilde zien waar de gebeurtenissen beschreven in de bijbel hadden plaats gevonden, waar ze contact kon maken met het "heilige" en waar ze kon bidden. Het handschrift bestaat uit twee delen, nl. het reisverslag en een beschrijving van de liturgie in Jeruzalem.
Egeria reisde - 1630 jaar geleden - in begin 381 naar Constantinopel (Istanbul) waarschijnlijk over land, omdat men in de oudheid zich 's winters liever niet op zee waagde. Daar aangekomen reisde ze dwars door Klein-Azie (Turkije) naar Antiochië (nu ZO-kust van Turkije), vandaar volgde ze de kustweg om uiteindelijk af te slaan naar Jeruzalem, waar ze enige tijd vóór Pasen aankwam. Deze stad werd drie jaar haar thuisbasis voor korte reizen naar Egypte, Samaria en Galilea, de Sinaï en de Nebo-berg en het graf van Job ten oosten van de Jordaan. In het voorjaar van 384 reisde ze terug via Antiochië naar Constantinopel, waar ze een deel van het reisverslag schreef aan haar "dames zusters". Ze vertelde hen dat ze van plan was naar Ephese te reizen en - "mocht ik daarna nog in dit lichaam zijn" - misschien nog andere "heilige" plaatsen te bezoeken.
Met grote gretigheid zag Egeria de plekken die een rol speelde in het Oude Testament en in het leven van Jezus. Ze werd in de Sinaï-woestijn gewezen op "de plek waar het [gouden] kalf is gemaakt. Daar staat namelijk tot op de dag van vandaag een grote steen" en op weer een andere plek regende het ooit manna en kwartels .... Wat ze op die voor haar zo bijzondere plekken deed, beschreef ze aldus; "er werd eerst een gebed uitgesproken, vervolgens de lezing uit het handschrift gelezen, daarna een passende psalm voorgedragen en dan wederom een gebed uitgesproken. Die gewoonte hielden we met Gods hulp steeds aan, overal waar we op gewenste plaatsen aankwamen".
Op die manier "zag" ze ongetwijfeld nog beter hetgeen daar in het verleden had afgespeeld; ze kreeg a.h.w. contact met de bijbel- en apocriefe verhalen, die nog meer voor haar gingen leven. Af en toe was het een zware tocht en moest ze bijkomen "want de weg die we door de woestijn waren gegaan was heel zanderig geweest". De Nebo-berg werd voor het grootste deel zittend op ezels genomen, maar de berg was hoog en op een gegeven moment zó steil "dat je niet anders dan te voet en met veel moeite omhoog kon". Soms was het gebied zó gevaarlijk dat ze werd geëscorteerd door soldaten "uit naam van de Romeinse overheid". Ze bereisde een door-en-door Romeinse wereld, maar daar had ze in haar geschrift geen enkele aandacht voor. Ze beschreef de liturgie in Jeruzalem, bezocht kloosters, kluizen en kerken, het graf van Thecla en van Job, was te gast bij bisschoppen en priesters ....
Het boek begint met een heldere inleiding van Jan Willem Drijvers, specialist op het gebied van de late oudheid, die Egeria in haar historische ambiance plaatst. Daarna lopen Latijnse tekst (linker pagina) en Nederlandse vertaling (rechter pagina) gelijk op. Voor de latinisten onder U een uitdaging!
Het boek is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in vroege pelgrimages en in de mentaliteit van de vroege-christenen. Archeologen graven resten op van vroeg-christelijke kerken, kloosters en pelgrimsgasthuizen en maken er reconstructies van. Hier schrijft een vierde-eeuwse gelovige en pelgrim zelf; Egeria is a.h.w. de eigentijdse stem die verstomde ruïnes weer even tot leven brengt.
© Annet van Wiechen