viermaal de reis van sint brandaan
De reis van Sint Brandaan
Kritische editie van de Middelnederlandse tekst naar het Comburgse handschrift,
met vertalingen van de Middelnederlandse en Middelhoogduitse Reis-versie
en van de Oudfranse en Middelnederlandse Navigatio-versie
door Ludo Jongen, Julia Szirmai en Johan H. Winkelman
Hilversum: Verloren, 2013
Middelnederlandse tekstedities 13
256 p., ill. ISBN 978-90-8704-137-3
Vanaf het begin van de achtste eeuw vertelde men elkaar in Ierland immrama ofwel "rondroeiingen", prachtige zee-avonturen over monsters en paradijselijke verre (ei)landen. Ierse monniken namen behalve de bijbel ook dit soort verhalen mee op hun missietochten in Europa. Rond Trier, waar Ierse monniken in de negende eeuw missioneerden, werd rond 1000 het zeereisverhaal van Brandaan in het Latijn verteld: Navigatio Sancti Brendani Abbatis. Abt Brandaan of Brandanus is weliswaar een historische figuur die rond 577 overleed, maar weinig is met zekerheid over hem bekend. Dat Brandaan populair was, blijkt wel uit het feit dat de tekst in ongeveer 120 manuscripten is overgeleverd.
Een zekere monnik Benedeit maakte rond 1120 een Anglo-Normandische bewerking van het Latijnse verhaal: Le Voyage de saint Brendan. Omdat het bestemd was voor een hoofs lekenpubliek legde de bewerker andere accenten - zoals meer exotische details - dan de Latijnse versie die vooral voor monniken was bedoeld. Deze Voyage was het eerste voorbeeld van een avonturenroman, een literair genre dat later een ware hype zou worden.
In de tweede helft van de twaalfde eeuw verscheen van de Navigatio-versie een Middelfrankische (Duits dialect van gebied ten noorden van Trier) bewerking. Dit verhaal ging verloren, maar de iets latere Middelnederlandse (Van sente Brandane) en Duitse versies bleven wel bekend, zoals de Middelduitse tekst (Von sente Brandan, rond 1300). Het Brandaan-verhaal was in deze bewerkingen nogal aangepast in vergelijking met de oorspronkelijke Navigatio-versie, waarin de aanleiding van Brandaan's reis zijn verlangen was het eiland van de heiligen te vinden waarover hij had horen spreken. De volkstalige abt twijfelde aan de wonderen van God zoals ze in een boek (of in boeken) werden beschreven. Hij gooide het in zijn ogen belachelijke boek in het vuur en moest daarna op Gods bevel boete doen: hij moest die wonderen dan maar zelf gaan bekijken; een soort ongelovige-Thomas-verhaal.
In dit boek De reis van Sint Brandaan is integraal de Middelnederlandse tekst overgenomen uit het zgn. Comburgse handschrift (linker pagina) met de Nederlandse (proza)vertaling op de rechter pagina. Dan volgen de Nederlandse vertalingen van het Anglo-Normandische Le Voyage de saint Brendan van de monnik Benedeit, van het Middelduitse Von Sente Brandan en de Nederlandse vertaling van de Middelnederlandse versie van het Latijnse Navigatio Sancti Brendani Abbatis.
Van sente Brandane
Nadat Brandaan, een vrome Ierse abt van een enorm klooster waarin wel drieduizend monniken hun leven in dienst van God stelden, het boek over de wonderen Gods in het vuur had gegooid, verscheen een engel. Deze verweet Brandaan de waarheid te hebben verbrand. De abt moest nu zelf maar negen jaar lang de zeeën bevaren om te ontdekken wat waar en niet waar is. De abt liet een stevig en groot schip bouwen (inclusief kapel) en bracht allerlei zinvolle zaken aan boord, zoals handmolens en relikwieën.
De avonturen begonnen al voordat Brandaan aan boord ging, want op het strand vond hij een reuzenhoofd van een dode man en desgevraagd vertelde het hoofd zijn wederwaardigheden. Toen Brandaan deze heiden voorstelde zich te bekeren, bedankte het reuzenhoofd daarvoor. Want met prachtige middeleeuwse logica meende hij dat de zonden van een christen veel erger gestraft zouden worden dan die van een heiden én eenmaal weer levend en christen geworden, zou hij opnieuw moeten sterven en die ellende wilde de reus niet nog een keer meemaken!
Na afscheid genomen te hebben van familie en vrienden vertrok Brandaan met zijn kompanen. Lang hoefde hij niet op 'wonderen' te wachten. Een soort reuzenslang wilde zijn schip verzwelgen, maar zie .... er verscheen een wolk aan de hemel en daaruit sprong een hert dat het monster wist te verdrijven. Daarna gingen ze aan land op een eiland op de rug van een vis. Ze kregen honger, kapten hout en ineens schoot het vis-eiland onder water. Brandaan en de zijnen konden ternauwernood het schip bereiken. Ze voeren verder en kwamen een gedrocht - half vis en half vrouw - tegen dat rond de boot zwom. Ze baden God om hulp en het monster verdween. Vervolgens zag Brandaan op een eiland gekwelde zielen van zondaars, kwam in een storm terecht, zag scheepswrakken in de Leverzee en maakte kennis met zeven zeer vrome monniken op een hoge rots die dagelijks hun eten aangeleverd kregen uit het aards paradijs net zoals Brandaan's volgende 'wonder': een ruig behaarde kluizenaar die al 99 jaar in z'n eentje op een heel hoge steen zat. Eens was hij de zondige koning van Pamphylië (Klein-Azië) die zijn zuster trouwde en zijn oudste zoon doodde.
Tijdens hun volgende stop zag Brandaan - als een Dante avant la lettre - de stinkende helleput waarin zondaars werden verbrand, gekookt of vastgebonden al naar gelang hun misdaden. Brandaan voer weg en het schip strandde op een pikdonker eiland. Angstig gingen ze op onderzoek uit en zagen uiteindelijk een gouden paleis, met veel verschillende bomen en een fantastische bron van stromen balsem, siroop, olijfolie en honing. Het was de eerste paradijsburcht! Verderop stond de tweede, nog mooier dan de eerste. Brandaan besloot toch dit aardse paradijs te verlaten, maar ze namen wel veel goud mee van de zeebodem. Uiteraard was het goud niet voor henzelf bestemd, maar om na afloop van hun reis thuis kerken te decoreren.
Maar hun zeereis zat er nog lang niet op. Er volgden nog veel avonturen en ontmoetingen met de duivel, met de sirene, met de lange, zwarte man uit de brandende berg, met engelen & zeemonsters, met een man drijvend op een aardkluit & de arme Judas die zes dagen per week voor zijn verraad gruwelijk & duivels werd gekweld, alleen de zondag bood hem een heel klein beetje soelaas dan werd hij met rust gelaten. Nee, Brandaan kreeg heel wat bijzondere aspecten van de schepping te zien! Uiteindelijk kwam hij in zijn klooster terug en stierf aldaar als een heilige.
Geloofde de middeleeuwer deze Brandaan-avonturen? In ieder geval leefde Brandaan voor de middeleeuwer en op menige kaart kregen de door hem bezochte eilanden een plek. Maar waarschijnlijk beleefde men er ook gewoon plezier aan, zoals wij nu de acties van 007 of Indiana Jones bekijken: (kleine) elementen van realisme afgewisseld met gedroomde fantasieën en macabere, spannende ontmoetingen. Bij de middeleeuwse Brandaan ontbreken natuurlijk wel alle romantische verwikkelingen. Het is grappig te lezen hoe men in de van oorsprong Latijnse versie voor monniken om de haveklap bidt en zó gebiologeerd lijkt te zijn door vasten én eten: bijzonder bronwater dat dagen een verzadigd gevoel geeft, helder wit brood, smakelijke vissen ed.
Viermaal dezelfde Brandaan, viermaal de beschrijving van zijn reis ... en wat een verschillen. Prima initiatief om de Nederlandse vertaling van de vier belangrijkste Brandaan-versies te bundelen.
Hulde!
© conens & van wiechen Drs. A. van Wiechen