boek: de natura deorum

 

Het bestaan van de goden, De natura deorum / Cicero
Vertaald en van aantekeningen voorzien door Vincent Hunink.
Ingeleid door Rogier van der Wal
Eindhoven: Damon, 2018
208 p.- ISBN 978-94-6340-133-3
Eerder verschenen onder de titel De goden.- Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1993 in de Baskerville reeks

 

In de zomer van 45 vC schreef Marcus Tullius Cicero (106-43 vC) zijn De natura deorum over het bestaan en het wezen van de goden. Vier mannen komen bijeen in het huis van Cotta, politicus en priester. Cotta gaat het gesprek aan met Velleius en Balbus. Ook Cicero zelf is aanwezig als zijn dertig jaar jongere ik. Op die manier is hij toehoorder en neemt niet deel aan de gesprekken.

In zijn inleiding meldt Cicero dat het probleem van het wezen van de goden moeilijk en ondoorgrondelijk is. Sommigen ontkennen zelfs het bestaan van de goden en dan zijn er allerlei meningen over de verblijfplaatsen, levenswijzen en acties van de goden.
Handelen de goden wel of niet?
Zijn ze wel of niet bekommerd om het menselijk reilen en zeilen?
Hij legt ook uit waarom hij zich met deze materie bezighoudt. "Ik achtte het van groot belang voor de eer en het aanzien van de staat dat zulke gewichtige en verheven zaken ook in de Latijnse literatuur zouden worden verwoord" (I.7). Daarenboven had Cicero net een grote klap te verwerken gekregen – zijn dochter Tullia was in 45 vC overleden – en schrijven over deze filosofische zaken gaf hem verlichting. Ook is hij bang "dat als vroomheid jegens de goden verdwenen is, ook trouw, broederschap van mensen en de voortreffelijkste van alle deugden, rechtvaardigheid, zullen verdwijnen" (I.3). 

In het huis van Gaius Aurelius Cotta, volgelling van Plato's Academie, ontmoet Cicero de epicurist Gaius Velleius en Quintus Lucilius Balbus die "zich de ideeën van de Stoa" had eigen gemaakt. Allereerst houdt Velleius zijn betoog (I.18-56) – de goden hebben geen invloed op het leven van de mensen en zien eruit als mensen – dat sterk bekritiseerd wordt door Cotta (I.57-124).
Boek II geeft het hele betoog van stoïcijn Balbus (II.1-168): er bestaan goden en zij bekommeren zich om menselijke aangelegenheden.
Boek III, dat niet in zijn geheel bewaard bleef, geeft de woorden van academicus Cotta weer (III.1-93): "als de goden zich werkelijk bekommerden om de mensheid, hadden ze alle mensen goed moeten maken" (III.79).
Het boek eindigt met: "Bij het weggaan vond Velleius het betoog van Cotta eerder waar, terwijl mij [Cicero] dat van Balbus iets meer de kant op leek te gaan van wat waarschijnlijk is".

Cicero's De natura deorum is een belangrijk werk om de Romeinse houding ten opzichte en de verschillende interpretaties van de goden, de religie en het goddelijke te begrijpen. Wat betekende 'geloof' voor de Romeinen?

 

Fijn, dat deze vertaling opnieuw is uitgegeven!
Een aanrader voor iedereen die meer wil weten over de Romein en zijn religie(s)!

 

© conens & van wiechen drs A. van Wiechen