Het ontstaan van het klooster in Conques is niet helemaal duidelijk, maar het bergachtige gebied leende zich in de begintijd van het christendom uitstekend om eenzaamheid te zoeken en te vinden. In ieder geval was er in de negende eeuw een bloeiende kloostergemeenschap die steun kreeg van Karel de Grote en diens opvolgers. Dankzij de 'komst' in de negende eeuw van de relieken van de heilige Foy - haar resten werden uit een andere kloosterkerk 'ontvoerd' - werd Conques een belangrijk bedevaartsoord.
Deze heilige Foy of Fides zou in de derde eeuw als twaalfjarige meisje voor haar geloof zijn gestorven en na haar dood als martelares worden geëerd. In Conques werd ze zeer populair, want dankzij haar tussenkomst, zo geloofde de middeleeuwer, werden gebeden verhoord: blinden konden weer zien, zieken genazen en zij die door moslims gevangen werden genomen kregen dankzij haar hun vrijheid terug. Overal vandaan kwamen pelgrims en zij die op weg waren naar Santiago de Compostela in NW-Spanje werden door de twaalfde-eeuwse pelgrimsgids aangeraden een bezoek te brengen aan "de reusachtige kerk gebouwd boven haar graf".
Het is deze kloosterkerk - gebouwd vanaf midden elfde eeuw - die we nu nog in Conques zien. De oude kerk was veel te klein geworden voor de alsmaar groeiende stroom pelgrims, dus vandaar een nieuwe, grotere kerk .... en wat voor parel van de romaanse bouwkunst! Op deze pagina hebben we even aandacht voor het hoofdportaal versierd met een schitterend timpaan .......
Langs de buitenste ronde boog van dit portaal heeft de beeldhouwer met verrukkelijke humor de steen veranderd - zo lijkt 't - in een lint van waarachter mannetjes loeren terwijl ze het lint als het ware vasthouden.
Van zulke kleine details krijg je toch goede zin !
Het timpaan werd in de eerste helft van de twaalfde eeuw vormgegeven met voor die tijd een zeer belangrijk geloofselement: het Laatste Oordeel. Veel afgebeeld op romaanse kerken werd het in de dertiende eeuw "op muziek" gezet. Het Dies Irae (letterlijk Dag van Toorn) werd een vast onderdeel van het requiem en menig componist heeft zich door de eeuwen heen door de krachtige tekst laten inspireren. Ooit zal het Laatste Oordeel worden uitgesproken, ooit zal de mens voor zijn daden worden berecht en dan ofwel in hemel ofwel in hel terecht komen. Vaak werd in de twaalfde en dertiende eeuw dit Laatste Oordeel op het westportaal afgebeeld. De zon gaat in het westen onder en men geloofde dat dit westen - occidens iets te maken had met het woord occidere (doden), vandaar dat het westportaal in de middeleeuwen meestal gewijd was aan de dood of liever hetgeen men geloofde dat na de dood kwam.
In het midden van het timpaan troont de meer dan 'levensgrote' Christus als rechter in zijn mandorla (amandelvormige nimbus) met sterrenhemel en omgeven door wolken. Hij heft Zijn rechterhand op naar boven om de goede mensen te verwelkomen, Zijn linkerhand houdt Hij naar beneden om de zondaren tegen te houden. Voor de middeleeuwer was het goede aan Christus' rechterzijde en het slechte aan Zijn linkerzijde. Dus rechts van Christus zijn Maria, Petrus (sleutel!) en een optocht van belangrijke personen afgebeeld, terwijl links van de tronende Christus duiveltjes zich bezighouden met de zondaren. Ook in het Dies Irae smeekt de zondaar om uiteindelijk een plaatsje te krijgen aan Zijn rechterzijde!
Wat dit timpaan in Conques ook zo bijzonder maakt, is dat een gedeelte van de oorspronkelijke beschildering nog bewaard gebleven is. Zo zijn op het blauwe gewaad van Christus donker-blauwe sterretjes geschilderd, draagt Maria een lichtblauwe mantel en Petrus een donkerblauw kazuifel (rechts). Ook veel van de Latijnse teksten zijn nog goed te zien. Een engel toont op een banderol de deugd umilitas (nederigheid). Het Latijn onderstreept als het ware de afbeelding. Voor de geletterde middeleeuwer was hier in woorden weergegeven - de goeden hoeven niets te vrezen, etc. - hetgeen in beelden duidelijk zichtbaar was voor de analfabeten ....... en bijna beangstigend verklankt werd in het Dies Irae.
In een klein hoekje - net boven de hemel - zien we Ste Foy voorovergebogen bidden voor God's hand. Rechts hiervan zijn engelen de doden behulpzaam bij het opstaan uit hun grafkisten.
Het onderste fries van het timpaan laat duidelijk de middeleeuwse gedachte zien dat de goeden in de hemel belanden en de zondaren in de hel. Zo op het eerste oog heersen rust en structuur in de hemel. Iedereen zit keurig netjes naast elkaar in een ruimte die met zuilen en bogen als een kerk is vormgegeven.
In tegenstelling hiermee de hel ...... een chaotische plek met in het midden een grote duivel met rechtopstaande haren en omgeven door grillig gevormde monstertjes; ze lijken de helbewoners nooit rust te gunnen, juist het tegendeel, de ene foltering na de andere ......
In het midden zien we de poorten van hel en hemel. Allebei hebben ze een prachtige deur met ijzerbeslag en sloten. Prachtig is te zien hoe een van de gelukkigen nog even met angst achterom kijkt naar de duivelse portier, terwijl hij een jonger figuurtje achter hem (zijn kind?, rechts) stevig bij de hand richting hemel trekt!
Midden in de hemel zit Abraham; hij omarmt twee heiligen die naast hem staan. Een letterlijke afbeelding van het Lucas-evangelie (16.22): waar verteld wordt hoe de bedelaar Lazarus stierf en "hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten" volgens de nieuwe bijbelvertaling of volgens een oude bijbelvertaling "door de engelen in de schoot van Abraham werd gedragen".
Zo stelde de middeleeuwer dan ook de gelukzaligen in de hemel voor: "in de schoot" van Abraham of naast hem staand of zittend, zoals hier in Conques.
Maar vanuit het oogpunt van de beeldhouwer en van de beschouwer is de hel ongetwijfeld een veel leukere plaats om met fantasie vorm te geven en om naar te kijken.
De zondaren worden de hellemuil ingeslagen en een duiveltje heeft net een heuse ridder met paard in de hel geslingerd. Hij houdt die ridder nog vast aan diens arm. Heel waarschijnlijk heeft de beeldhouwer hier op verzoek van de monniken ridder Rainon weergegeven. Deze heer van het kasteel in Aubin - ook in Rouergue - had eens enkele monniken van Conques onverhoeds aangevallen en was daarom geëxcommuniceerd. Waar kon Rainon anders terecht komen dan in de hel?
Datzelfde gold Hector, heer van het nabijgelegen Belfort-kasteel. Hij had de enorme zonde begaan om - notabene op de feestdag van de heilige Fides - overspel te plegen. Ook Hector en de overspelige vrouw branden in de hel, zo laat de timpaan van Conques zien. Overigens brandt daar ook een monnik, te herkennen aan zijn tonsuur. Wellicht ging het om Begon, ooit abt van Conques , die de schatkamer van de heilige Fides plunderde voor eigen gebruik!
Het moet een troost zijn geweest voor de gewone middeleeuwer die - altijd gekoeieneerd door de arrogante machtigen en rijken - hen uiteindelijk eeuwig ziet lijden in de hel. Misschien geen gerechtigheid op aarde, maar dan toch wel in het hier-na-maals ....
Middeleeuwse realiteit en geloof, prachtig vereeuwigd op het timpaan van Conques.
En dan zijn we nog niet eens de kerk binnengegaan, maar dat is een ander verhaal .....