boek tell deir alla
We graven hier niet de Bijbel op!
De Nederlandse opgraving op Tell Deir Alla (1960-1967)
Margreet L. Steiner & Bart Wagemakers
Leiden: Sidestone Press, 2018
156 p., veel kleuren en zwart-wit-illustraties
ISBN 978-90-8890-561-2
Margreet Steiner verwoordt in het begin van dit boek in een gedicht heel mooi beeldend de fascinatie van het opgraven (p.7):
"... vrijgevig is ze nu, de tell
muren ontspruiten aan haar wanden
een lemen vloer groeit aan haar voeten
overvloed schenkt zij ons, haar minnaars
die haar strelen
zachtjes krabben aan haar warme vel ...."
Tell Deir Alla was een onaanzienlijke ruïneheuvel in Jordanië, maar werd voor de geschiedenis van de (Nederlandse) archeologie een belangrijk voorbeeld van een efficiënte en precieze manier van opgraven en van gedegen wetenschappelijk onderzoek naar (scherven van) aardewerken potten. In vijf duidelijk afgebakende hoofdstukken schrijven de auteurs hoe & waarom de opgravingen onder leiding van Henk Franken begonnen. Theoloog Franken had in de jaren vijftig kritiek op hoe archeologen toen in het 'land van de bijbel' werkten: "het vervlechten van archeologische en bijbelse gegevens, waarbij in het gunstigste geval aan beide evenveel waarde werd toegekend. Vaak echter werden de resultaten van het archeologisch onderzoek door het bijbelse verhaal verweven, waarna geconcludeerd werd dat de archeologie de Bijbel bevestigde" (p.35).
Franken wilde onderzoek doen zonder de bijbel erin te betrekken en leerde vanaf 1955 de archeologische werkmethoden bij de opgravingen van Kathleen Kenyon in Tell es-Sultan, waar zij vernieuwende opgravingsmethoden en -technieken toepaste.
Franken zou – voortbordurend op deze bij Kenyon opgedane kennis – in eigen opgravingen nieuwe opgravingsmethoden introduceren waarin het gevonden aardewerk een belangrijke rol speelde.
De auteurs hebben ook aandacht voor de toenmalige politieke situatie in het Nabije Oosten en de keuze van de opgravingsplek, het getouwtrek om subsidiegelden en de organisatie van de opgravingsseizoenen (vanaf 4 januari 1960). Het moeizame begin, regen en overstromingen, klapperend tentdoek & koude douches, een wispelturige landeigenaar, betweterige studenten .... Het doorzettingsvermogen van Franken is bewonderingswaardig.
Ook in Nederland zijn tal van hobbels te nemen: de "negatieve geluiden binnen de archeologische wereld" (een theoloog als archeoloog? p.58), het gebrek aan werkruimte en de organisatie van het vak Palestijnse Oudheidkunde aan de Leidse universiteit. Steiner & Wagemakers laten geen aspect van het moeizame archeologische bedrijf onbeschreven.
In het laatste hoofdstuk geven de auteurs in chronologische volgorde steeds een kort fictief verhaal van de Tell-Deir-Alla-bewoners, gevolgd door een heldere bespreking van de archeologische vondsten en feiten gebaseerd op 17 opgraafseizoenen (1960-2009): een boerenvrouw in het Chalcolithicum (4500-3000 jaar vC), een handelaar in de Midden-Bronstijd (2000-1600 vC), een priesteres in de Late Bronstijd (1600-1200 vC), een meisje in de Vroege IJzertijd (1200-1000 vC), een oude reiziger in de Late IJzertijd (1000-400 vC) en rouwenden die hun vrouw en moeder ruim 500 jaar geleden op de tell begroeven. Bronnen en literatuur sluiten het boek af.
Het is een leuk boek waarin het archeologisch onderzoek van de Tell centraal staat met al zijn problemen van organisatorische en persoonlijke aard. Het boek verwoordt mooi een belangrijk stuk geschiedenis van de Nederlandse archeologie en weet Tell Deir Alla, de opgravingen en de reconstructie van de geschiedenis ervan voor een groot publiek toegankelijk te maken.
Hulde aan de auteurs. Een mooi monument voor archeoloog Henk Franken.
Kortom, een pracht boek!
© conens & van wiechen drs A. van Wiechen