Ik zie Uw verwijtende vingertjes al; zie je wel, Dionysos, wat wijn de mens aandoet?
U lijkt met uw verwijten wel de vrouw van mijn vader! Ze noemde me verwijfd en verantwoordelijk voor "die dronkenlappen die op hun wankele benen allerlei onheil aanrichten en tot geweldpleging geneigd zijn".
Terecht verdedigde mijn vader mij.
Het is toch niet de schuld van de bal dat er hooligans zijn! De mens kent zijn maat niet! Het geschenk van Dionysos is verrukkelijk en goed; want "wie met mate drinkt, krijgt een vrolijke dronk over zich en wordt gezelliger".
Iets in me vertelde me dat ik maar eens de zee moest verkennen, dat ik naar het eiland Naxos moest varen. Ik vond een boot en aangezien ik toch nog altijd het beste denk van de aardbewoners, had ik niet door dat het een schip met Etruskische piraten betrof. Toen ik eindelijk doorhad dat ze niet van plan waren naar Naxos te varen maar me onderweg aan de hoogst biedende wilden verkopen, werd ik kwaad, erg kwaad. Ik ben een beminnelijke (half)god maar als men zó oneerlijk is, dan neem ik wraak. De mast liet ik uitgroeien tot wijnranken, ik maakte schijngestalten in de vorm van lynxen, tijgers en panters. Die piraten werden zó bang dat ze in zee sprongen en daar veranderde ik hen in dolfijnen. Persoonlijk vond ik dat eigenlijk een te milde straf. Want wat is nou heerlijker dan als dolfijn door het zeewater te springen? Maar voor een piraat is het waarschijnlijk wel verschrikkelijk om niet meer de zee te kunnen afschuimen op eigen manier.
In ieder geval kwam ik heelhuids op Naxos aan. Daar zag ik zo iets moois op het strand slapen, zo iets gracieus, dat ik op mijn tenen naderbij kwam. Een zuchtje wind bolde haar gewaad op en .... ik was verloren, ik was op slag verliefd. Ik nam haar in mijn armen, ze ontwaakte en vertelde me haar naam: Ariadne. Ze vertelde hoe gruwelijk ze was bedrogen door Theseus uit Athene, die mensen een 'held' noemen.
Ariadne en ik kregen een tweeling die we veel-zeggende namen gaven: Staphylos en Oinopion. Oinopion was genoeg mens om de aardbewoner misschien iets beter te begrijpen dan ik. Hij was de eerste die de wijn met water mengde, een gewoonte die velen overnamen.
Gelooft U niet de roddels die fluisteren dat ik Ariadne ooit ontrouw zou zijn geweest! Ik ging niet vreemd met een Indiase krijgsgevangene en ik ben niet de vader van die oversexte Priapos! Zo, het zij gezegd! Ariadne ging met mij mee naar de Olympos-berg.
Ik mag dan dé enige wijn-god zijn, er bleven - vooral in de omgeving van mijn moeders stad Thebe - nog altijd mensen zich verzetten tegen mijn cultus en mijn wijn. Zoals de dochters van koning Minyas van Orchomenos; om hun afwijzende houding veranderde ik hen in vleermuizen.
Pentheus was een andere weigeraar. Hij was de zoon van Semele's zusje en dus eigenlijk mijn sterfelijk neefje. Juist daarom weigerde hij mijn cultus. Hij vond mij een bedrieger. In zijn idee was zijn tante Semele overleden vóórdat ik geboren was. Hij was een kwalijke man. Niet alleen geloofde hij niet in mij als god, hij nam ook enkele van mijn volgelingen gevangen en probeerde hen uit te horen. Maar misschien nog erger: hij dacht dat mijn cultus liederlijk was en een vrijbrief voor onoorbaar gedrag bij meisjes en vrouwen. Hij kon het niet hebben dat mijn cultus een mysterie is, waarvan kennis alleen toegankelijk is voor ingewijden. In zijn hoofd maalden gedachten aan orgieën, wilde feesten en dronkenschap. Deze obsessie zegt meer over Pentheus dan over mij of mijn volgelingen. Honni soit qui mal y pense, nietwaar. Pentheus' ziener Tiresias heeft de koning nog gewaarschuwd, maar Pentheus bleef horende doof en ten prooi aan zijn eigen waanideeën. Ik geef toe, ik heb hem gruwelijk gestraft.
De oude Grieken beeldden mij vaak af als oudere, baarddragende man, zelf prefereer ik het beeld van een vrolijke, volslanke jongeman zonder baard. Mensen die ontzag hebben voor mijn gaven en mij met hun vrolijkheid, geschenken en offers eren, die mensen ben ik altijd graag ter wille geweest. Ik hou ervan heerlijk aan te liggen omgeven met satyrs, nimfen, vrienden, bekranst met klimop en wijnranken. Ik heb zelfs die krachtpatser Herakles onder tafel gedronken!
Ik ben zoals de Griekse schrijver Euripides het ongeveer verwoordde: twee goden zijn voor de mens van ongelooflijk belang, nl. Demeter en Dionysos. Zij schonk ons graan waardoor we kunnen leven en hij schonk ons wijn waardoor we kunnen slapen en het moeizame leven - waar eerlijkheid en rechtvaardigheid schaarse deugden zijn - eventjes kunnen vergeten; er is geen ander medicijn voor ellende en verdriet.
Mijn mysterieën zijn geheim en ik ben blij dat mijn vereerders zich goed aan de geheimhoudingsplicht hebben gehouden. Na bijna drieduizend jaar kan de mens nog steeds alleen gissen naar de werkelijke aard van de extase en van enthousiasmos. Wat gebeurde er tijdens mijn feesten en inwijdingen? In hoeverre trad de mens tijdelijk even-buiten-zichzelf? Ze zullen het nooit te weten komen! Wat er ook gebeurde of niet-gebeurde tijdens mijn mysteriën, er kwam wel het theater uit voort! Zonder mij, Dionysos, geen tragedie en geen komedie, zonder mij geen theater, geen toneelspelers, geen Sophokles, Euripides, Aristophanes, Plautus ..... en al die andere theatermakers en toneelstukschrijvers.
Zegt het iets dat de Romeinen aanvankelijk mijn cultus hebben verboden omdat ze de uitspattingen té ver vonden gaan? Was dat verbod omdat sommigen mij niet als god wilden accepteren of omdat bij mijn feesten vrouwen waren betrokken of omdat de elite een samenzwering vreesde? Het maakt allemaal niets meer uit, want de Romeinen hebben me uiteindelijk in de armen gesloten en werden grote liefhebbers van wijn! In menig Romeinse diner-ruimte lag mijn leven als mozaïek op de vloer! En werd ik met mijn levenslust en -plezier niet erg populair als goddelijke steun en toeverlaat in het ogenblik van de dood? Honderden Romeinse sarcofagen tonen nu nog mijn positieve levensstijl!