Silenos, mijn goeiige voogd, was verzot op wijn en hij had een prettige dronk over zich. Meestal had hij aan het eind van de dag de hulp van enkele satyrs nodig en de benen van een ezel om zijn bed te bereiken. Eens dwaalde hij erg ver af van ons gezelschap en werd in een ruig landschap gevangen genomen door een stel boerenpummels die dachten losgeld te kunnen beuren. Ze brachten Silenos, die dacht dat het een leuk toneelspel was, in elkaar gezet om hem te amuseren, naar hun koning Midas. Gelukkig was deze man iets slimmer dan zijn onderdanen, hoewel erg intelligent was hij ook weer niet, zoals zal blijken.
De koning herkende Silenos als mijn voogd en metgezel en nodigde hem uit in zijn paleis het drinkgelag voort te zetten. Een bode bracht mij het koninklijk bericht waar Silenos verbleef. Ik haalde mijn voogd op en liet mijn dankbaarheid jegens Midas blijken door hem een wens toe te staan. Eigenlijk moet je de mens tegen zichzelf beschermen, want wat zijn ze stom! Neem nou, deze koning Midas. Hij had maar één wens, zei hij. Zijn hele leven droomde hij van goud, goud en nog eens goud. Hij wenste de 'golden touch'. Alles, alles wat hij aanraakte zou in goud moeten veranderen, dat leek hem het allermooiste wat hij kon wensen. Stom natuurlijk.
Ik probeerde hem in bedekte termen nog over te halen om geluk of wijsheid te wensen .... maar nee, goud moest het worden. Ik maakte deze wens werkelijkheid en na één dag zag hij zijn eigen stupiditeit in. Geen kruimel brood, geen slok water kon hij naar binnenwerken. Het werd allemaal goud en van goud kan een mens nou eenmaal niet leven! Met hangende pootjes kwam Midas bij mij terug. Of ik alstublieft deze goud-gave teniet wilde doen. Ik raadde de koning aan zich maar in de rivier de Pactolos te gaan wassen .... tja, nu zit het goud dus in het water van die rivier!
Vooral mijn vrouwelijke metgezellen, die de mensen bacchanten of maenaden noemen, 'wapenden' zich met een thyrsos-staf, een rieten stok omwonden met klimop, druivenranken en linten en bekroond met een pijnappel. Ze gaven mij de bijnaam Bakchos. De Romeinen noemden me later dan ook Bacchus. Onze vrolijke groep was de thiasos en we trokken door de wereld om de mensen vetrouwd te maken met de wijnstok en de wijn. Maar mensen blijven dwazen!
Die stompzinnige koning Lycurgus in Thracïe wilde in zijn gebied mijn eredienst verhinderen en liet de wijnstokken omhakken. Wat een barbaar! Ik moest zelfs voor zijn oorlogszucht vluchten. Een van mijn maenaden, Ambrosia, werd door de bruut achtervolgd en riep Moeder Aarde om hulp. Gelukkig hoorde ze deze hulpkreet en veranderde Ambrosia in een wijnrank die Lycurgus in een mum van tijd had verstrikt. Of Lycurgus toen werd gewurgd of later blind stierf, wat maakt dat uit? Hij was figuurlijk een blinde van geest die goden uitdaagde en dat kun je als mens maar beter niet doen!
Na dit akelig avontuur wist ik mijn hele troep weer bij elkaar te brengen en ik besloot de rest van de bewoonde wereld te winnen voor mijn heerlijke drank. We trokken naar het oosten, naar India. Orontes, de koning van India, dacht ons tegen te houden en verzamelde al zijn manschappen. Maar ik was net iets slimmer en creëerde een rivier van wijn. Onbekend met deze heerlijke stroom dronken Orontes' mannen zich dronken. De koning zelf verloor zijn grip op zijn -nu wijn-minnende - onderdanen en stortte zich in zijn eigen zwaard.
Ik had gewonnen en werd overal groots onthaald. Olifanten, panters, krijgsgevangenen en wierook nam ik mee terug naar Griekenland.
U moet zelf maar weten of U de roddels gelooft dat ik mijn eerste kind verwekte bij de Artemis-vereerster Nikaia in India.
Soortgelijke roddels - ik word er soms wel moe van, al die menselijke achterklap - maken mij ook de vader van Deïnanira, die ooit met krachtpatser Herakles zou trouwen. In ieder geval was zij de dochter - moederschap staat bijna altijd vast! - van Althaia die gehuwd was met koning Oineus van Kalydon. Na mijn Indiaase avonturen kreeg ik een gastvrij onthaal in zijn paleis en gaf Oineus als dankgeschenk de wijnstok én allerlei raadgevingen met betrekking tot de verzorging ervan. Hij volgde mijn raadgeving zó perfect op dat wijn in Griekenland nog altijd naar hem wordt genoemd!
Ik trok verder richting Athene en vlak vóór die grote stad verbleef ik in het eenvoudige onderkomen van Ikarios en zijn dochter Erigone. Hij was een zeer goede fruit-kweker en vol trots liet mij zijn vruchtboomgaarden zien. Toen ik hen het gegiste sap van druiven liet proeven, wilden vader en dochter maar één ding: een wijngaard. Ik vertelde hen toen ook mijn probleem: als een amfoor met wijn is aangebroken, moet de hele amfoor in één keer worden leeg gedronken, want wijn verschraald in contact met lucht. We waren met z'n drieën, dus in dit geval was het geen probleem: de amfoor ging leeg!
Bij mijn afscheid gaf ik vader en dochter loten van de wijnstok. Toen later een geit knabbelde aan het jonge groen van zijn wijnstok, werd Ikarios zó kwaad dat hij het dier doodde en offerde aan mijn vader. Ikarios was een zuinig en weldenkend mens en liet daarom niets van de natuur verloren gaan. Daarom vilde hij het dier, prepareerde de huid en naaide de openingen in het vel dicht. Als experiment goot hij wijn in deze zak van geitenvel. Wat een goed idee! Nu hebben we die zware en breekbare amforen niet meer nodig om wijn te vervoeren! En ... mijn probleem was opgelost. Als wijn uit zo'n zak geschonken wordt, deukt het vel in en lucht kan niet bij het restant van de wijn in de zak komen!
Ikarios en zijn dochter en anderen waren zó blij met deze uitvinding dat ze voor het eerst dansten en zongen rond het geitenvel! Ze wisten toen nog niet dat deze vrolijke dans grote gevolgen zou hebben!
Ikarios was een vriendelijk en vrijgevig man. Hij maakte iedereen die dat wilde bekend met de wijnstok en hielp hen het nieuwe en moeilijke vak van wijnboer onder de knie te krijgen. Maar sommige mensen weten geen maat. Zo ook enkele buren van Ikarios, die té veel wijn dronken en meenden dat Ikarios hen vergiftigde. Ze doodden hem.
Arme Ikarios.
Diepbedroefd verhing zijn dochter zich aan een boom.
Arme Erigone.
Haar hond Maira hield trouw bij haar de wacht, tot enkele reizigers haar begroeven. Maira stierf op het graf van vader en dochter. Ik schonk hen eeuwigheid en plaatste alledrie aan het firmament als Boötes, Virgo en Canis Minor, resp. Ossenhoeder, Maagd en Kleine Hond.
Gelooft U dus maar niet die roddels die vertellen dat ik met Erigone zou hebben geslapen!