leven & fabels van Esopus
Het leven en de fabels van Esopus
Teksteditie met inleiding, hertaling en commentaar
door Hans Rijns en Willem van Bentum
Hilversum: Verloren, 2016
471 p., pbk, geill.; Middelnederlandse tekstedities 15
ISBN 978-90-8704-567-8
Op 12 oktober 1485 verscheen Dye hystorien ende fabulen van Esopus bij drukker Gheraert Leeu in Antwerpen. Het boek was geïllustreerd met 186 houtsneden. Van deze druk is slechts één compleet exemplaar bewaard gebleven (Den Haag, Museum Meermanno-Westreenianum). Nu is de kritische leestekst – d.w.z. Middelnederlandse tekst makkelijker leesbaar gemaakt voor de moderne lezer – van Leeu's boek verschenen (linker pagina) met de moderne hertaling (rechter pagina). De houtsneden zijn in klein formaat toegevoegd.
Esopus (Aesopos) zou in de zesde eeuw vC op Samos hebben geleefd, maar historisch gezien is niets met zekerheid over deze persoon vast te stellen. Zijn leven begon in de vage mist van de geschiedenis, maar in de vijfde eeuw vC was hij voor de Grieken al een historische figuur die ooit had bestaan en fabels vertelde die men bleef doorvertellen (tot op de dag van vandaag). Na de kennismaking met Esopus, gaan de samenstellers van dit boek in de inleiding verder met wát fabels precies zijn, hoe populair ze altijd zijn geweest en enkele fabelverzamelingen (Phaedrus, Babrius, Avianus) worden kort besproken. De Romulus vulgaris werd geschreven in het eerste millennium – waarschijnlijk vóór het einde 9e eeuw – door een zekere Romulus (98 fabels in Latijns proza). In de middeleeuwen kende deze verzameling een grote verspreiding, werd nagevolgd, vertaald en bewerkt. Ook werd de verzameling aangevuld, bijvoorbeeld met fabels uit de (door mij zeer geliefde) vorstenspiegel Kalila & Dimna, een zeer populaire fabelverzameling die uit India via een Arabische en oud-Syrische bewerking ook in Europa bekend raakte.
Twee fabelverzamelingen uit eind 15e eeuw worden wat gedetailleerder besproken: de Esopus van Steinhöwel (1476-1477, Latijn en Duits met 205 houtsneden) en de Esope van de augustijner monnik Julien Macho (1480, min of meer de Franse vertaling van, en met houtsneden naar de druk van Steinhöwel). De anonieme Middelnederlandse vertaling van de Franse tekst – incidenteel met toevoegingen uit de Latijnse tekst van Steinhöwel – werd door Gheraert Leeu gedrukt met 186 houtsneden. Ook de kwaliteit en de herkomst van de houtblokken bespreken de auteurs (p.34-42).
Dye hystorien ende fabulen van Esopus begint met de beschrijving van Esopus' leven (naar de Vita Aesopi van Rinuccio da Castiglione 1395-1457). Esopus was niet moeders mooiste: "Hij was qua uiterlijk de lelijkste en meest mismaakte van alle mensen, want hij had een groot, dik hoofd, een groot gelaat, een lange kaak, scherpe ogen, een korte hals, een dikke buik, dikke benen, brede voeten en was zó lelijk en mismaakt dat het niet te beschrijven is" (p.59). Maar hij was "zeer fijnzinnig en intelligent". Hij kwam uit de buurt van Troje en was stom, "zodat hij geen woord kon spreken". Hij gebruikte gebarentaal. Eens hielp Esopus een priester die de weg was kwijt geraakt en als dank bad deze tot God om te verzoeken of hij "zijn genade wilde verlenen en grote voorspoed zou willen geven aan Esopus, van wie hij zoveel goeds en zoveel weldaden had ontvangen" (p.65). De godin van de gastvrijheid schonk hem de spraak. Tussen haakjes: een mooi voorbeeld van hoe de christelijke god en de traditionele, antieke goden gezamenlijk optreden in de fabels!
Door manipulaties van een gemene bediende, werd Esopus als slaaf verkocht. Uiteindelijk werd Esopus de slaaf van filosoof Xanthus. Dat had nogal wat voeten in de aarde, want Esopus was lelijk en mismaakt. Als antwoord gaf Esopus: "Men moet niet alleen op iemands gezicht of lichaam letten, maar op iemands denkbeelden, intelligentie en wijsheid" (p.79). Na heel wat slimmigheden werd Esopus in vrijheid gesteld.
Na enkele goede daden voor Samos gedaan te hebben, reisde Esopus "voor zijn genoegen door vele koninkrijken, landen, steden en naties en bezocht allerlei volken, terwijl hij de sterfelijke mensen die in dit leven en op deze wereld waren, onderwees met fabels en verhalen" (p.135). "Omdat hij geen kinderen had" (p.137), adopteerde hij een zekere Enus, "een edele, knappe jongeman". Enus was zijn adoptievader niet dankbaar. Hij beraamde een misdaad tegen hem, werd weer in genade aangenomen door Esopus, maar stortte zich uiteindelijk van een berg naar beneden.
Esopus bleef slim en hielp de koning van Babylonië met het oplossen van een probleem dat de koning van Egypte hem had gestuurd: "Aangezien ik [koning van Egypte] van plan ben een toren te bouwen die noch tot de aarde noch tot de hemel moet reiken, verzoek ik u mij metselaars te sturen die deze toren voor mij kunnen metselen" (p.137). Esopus wist dit 'probleem' op te lossen op een heel klassieke manier, die terug te vinden is in een van mijn favoriete verhalen in de Alexanderroman. Ook wordt Esopus' dood beschreven door de priesters van het Apollo-heiligdom in Delphi, waarin heel duidelijk ook het verhaal van de ezels wordt verteld.
Vanaf p.160 lezen we de ene fabel na de andere (tussen vierante haakjes de bronnen die Steinhöwel gebruikte): boek 1, boek II (p.186-), boek III (p.214-), boek IV (p.246-). Elk boek heeft 20 fabels [Romulus]. Boek V (p.272-) tekst 17 fabels [Extravangantes]. Deze laatste bron waren fabels die buiten de esopische traditie stonden, maar die door Steinhöwel ook waren opgenomen. Boek VI heeft 17 fabels (p.332-) [Rinuccio] en boek VII 27 fabels (p.354-) [Avianus]. Boek VIII is het laatste deel van Dye hystorien ende fabulen van Esopus en bestaat uit 14 fabels (p.382-421) [Petrus Alfonsi & Poggio]. Steinhöwel nam nog enkele anecdotes (geen dierfabels, maar fabels over menselijk falen & overspel) op, die Leeu niet overnam. Misschien omdat ze té scabreus waren? De samenstellers van dit boek hebben de Latijnse of Duitse versie met Nederlandse vertaling in de bijlage opgenomen (p.422-449). Daarna volgen nog een lijst van emendaties (p.450-454), en verantwoording van de afbeeldingen (p.455), bibliografie (p.456-461), dankwoord (p.462), register van eigennamen, goden, plaatsen en landen (p.463-466) en een register van dieren, personen, hemellichamen, planten, bomen en voorwerpen (p.467-471).
Ik hou van dierenfabels en toen ik mijn boek de EZEL schreef, heb ik vooral onderzoek gedaan naar de ezel in de klassieke fabels. Daarom kan ik het nu niet laten hier één middelnederlands ezel-voorbeeld te geven mét houtsnede* van de fabels zoals verteld in Dye hystorien ende fabulen van Esopus:
"De dertiende fabel gaat over de zieke ezel en de wolf. Nooit moet men geloof hechten aan een slecht mens, zoals men kan afleiden uit deze fabel.
Een wolf bezocht een zieke ezel.
Hij begon hem te onderzoeken en vroeg: 'Mijn lieve broeder, waar doet het je pijn?'
De ezel zei tegen hem: 'Waar jij me aanraakt'.
De wolf, die net deed of hij hem wilde troosten en onderzoeken, begon de ezel te knijpen en te mishandelen tot de dood erop volgde en vrat hem daarna op.
Daarom moet je geen geloof hechten aan vleiers, want zij zeggen het vaak mooi, maar bedoelen het in hun hart slecht" (fabel nr. 73, p.263-265).
De essentie van fabels: "Alle mensen die dit boek zullen lezen, kunnen aan de hand van deze fabels leren en begrijpen hoe ze zich goed gedragen moeten, want elke geschiedenis en elke fabel heeft zijn eigen les en betekenis en biedt zijn eigen humor" (p.59).
Voor de liefhebber een prachtig en heerlijk boek dat ook iets vertelt over de mentaliteit ("daarom moet je de vrouwen niet te veel geloven en vertrouwen" p.357 etc.) van de vijftiende-eeuwse lezer!
© conens & van wiechen - drs. A. van Wiechen
* In het boek klein en in zwart-wit afgebeeld,
zie meer informatie ook op deze dbnl-pagina.