Gouden tweede eeuw
De Gouden Eeuw van Rome
Van de volmaakte Traianus tot Commodus de gladiator
Anton van Hooff
Amsterdam, Ambo-Anthos, 2017
265 p., 1 kleurenkatern, 1 krt.- ISBN 978-90-263-3679-9
In elf thematische hoofdstukken geeft Van Hooff een overzicht van de Romeinse keizers van de tweede eeuw. In hfst. 1 (Wat er toch nog gebeurde, p.23-27) worden kort de belangrijkste gebeurtenissen beschreven. Hfst. 2 (Pseudodynastie bij adoptie, p.28-41) gaat in op het fenomeen opvolger-adoptie dat begon bij Nerva (r. 96-98), die min of meer gedwongen werd Trajanus als opvolger aan te wijzen. Na hem werd adoptie de regel. Trajanus adopteerde op zijn sterfbed Hadrianus en Hadrianus heeft niet alleen zijn directe opvolger (Antoninus Pius r.138-161) geadopteerd, maar ook ervoor gezorgd dat de beoogde nieuwe keizer de jonge Marcus Aurelius (r.161-180) adopteerde. (Tussen haakjes, p.35: Hadrianus werd niet in Cádiz geboren, dat was zijn moeder.)
Hfst. 3 (Imperator, de commander-in-chief, p. 42-70) behandelt de militaire campagnes van de keizers. Hadrianus wordt "rusteloos reiziger" genoemd en Marcus Aurelius "wijsgerig veldheer". De volgende hoofdstukken (5 Royaal, maar niet koninklijk p.96-114, 6 Bouwheren p.115-130, 7 Vader van het Rijk p. 131-148 & 8 Cultuurhoeder p.149-179) gaan in op de keizer als mecenas, geldschieter, brood-en-spelen-gever, schrijver, gladiator (Commodus) etc. Hfst. 9 (Climax van heidendom, p.180-202) gaat over de religie en de marginale plaats die het christendom nog inneemt. (Tussen haakjes: zelf gebruik ik het woord 'heidendom' nooit, omdat ik vind dat dat een zekere depreciatie van de traditionele Romeinse religie inhoudt.)
In hfst. 10 (Keizers als moreel model, p.203-231) worden alle roddels over de keizers en hun echtgenotes verteld en in het laatste (Divus of damnatus, p.218-132) geeft de auteur de verhalen rond de dood van de tweede-eeuwse keizers.
In de Necrologie van een Gouden Tijd (p.233-234) concludeert Van Hooff: "[d]e overgang van de Gouden Eeuw, die begint met Nerva-Traianus, in een tijd van roestig ijzer, werd gemaakt door keizer-gladiator Commodus, die als gehate despoot ellendig aan zijn eind kwam". Hij eindigt met: "[o]mstreeks 2000 leed de mensheid ook aan zelfgenoegzaamheid; welvaart en wereldvrede leken voor een afzienbare toekomst verzekerd. Inmiddels heeft dat vertrouwen in een gouden tijdperk een stevige deuk opgelopen, of in de woorden van Dio Cassius, ook onze tijd is van roestig ijzer geworden".
Na de noten (p.235-246), een opsomming van de antieke bronnen (p.247-248) en een
– wel heel kleine – selectie van gebruikte literatuur (p.249) sluit een alfabetisch register dit boek af.
De auteur geeft een goed overzicht van de tweede-eeuwse keizers, maar wel vrijwel alleen gebaseerd op de bewaard gebleven, (laat-)Romeinse literatuur (Historia Augusta, Cassius Dio e.a.). Moderne inzichten en nieuw (archeologisch) onderzoek zijn niet of amper meegenomen. De inhoud van het boek concentreert zich volledig op de keizers en hun directe omgeving. (Provinciale) bestuurders, functionarissen en (economische) ontwikkelingen komen amper aan bod. In mijn ogen zijn de door de auteur veelvuldig getrokken korte parallellen met de na-Romeinse tijd overbodig, bijv. m.b.t. de roddels rond de 'bazen' in hiërarchische systemen (p.203): "Zo werden in de universiteit van vóór de (tijdelijke) democratisering anekdotes over de almachtige professoren gretig gedeeld".
De Gouden Eeuw van Rome is geschikt voor een allereerste kennismaking met de tweede-eeuwse bloeiperiode van het Romeinse rijk (inclusief roddel en achterklap).
© conens & van wiechen A. van Wiechen