In het zuidwestelijk deel van de oude stad Jeruzalem ligt de Armeense wijk. Hoe moe we ook zijn en hoe warm 't ook is, we willen per se de tegeltjes zien in de Jacobus-kathedraal. Dat heeft wat voeten in de aarde omdat die kerk niet vaak geopend is.
Maar nu staan we er dan, vanuit de felle zon in de donkerte van de kerk.
Onze ogen moeten even wennen, maar dan zien we door een woud van hangende lampen versierd met aardewerk eieren en ballen muren bekleed met geglazuurde tegels. Ook overal veel zilver en nog meer blinkends, zoals het ingelegde paarlemoer in de houten deuren.
Links is een kleine kapel ingericht op de plek waar volgens de traditie de apostel Jacobus - ja, die van Santiago de Compostela - zou zijn onthoofd en rechts ligt de grote kapel met de bijzondere tegels.
Begin achttiende eeuw besloten de de Armeense, Griekse en Latijnse christenen dat restauratie van de Heilige Grafkerk noodzakelijk was. De Armeniërs wilden bij deze restauratie geglazuurde tegels aanbrengen. Bij de Armeense pottenbakkers in Kütayha (Turkije), dat toen bekend stond om zijn vele pottenbakkers-ateliers, werden tegels besteld met eenvoudige bloemmotieven, maar ook speciale tegels met figuratieve voorstellingen en met Armeense opschriften. Toen ze in 1720 in Jeruzalem aankwamen, waren de restauratieplannen voor de Heilige Grafkerk gewijzigd en waren de tegels overbodig.
Van de waarschijnlijk 165 figuratieve tegels werden er ruim veertig rond 1730 alsnog gebruikt voor de decoratie van de Etchmiadzin-kapel van de Armeense Jacobus-kathedraal. Dankzij de opschriften weten we dat in Kütahya de Armeense schilder Toros aan de tegels werkte en dat veel Armeniërs tegels hebben geschonken. Dat wil zeggen zij betaalden de tegels en de schenker wist dat hij in ieder geval in naam (op de tegel!) naar de Heilige Grafkerk pelgrimeerde.
De tegels - ongeveer 17 tot 18 cm in het vierkant - tonen scènes uit het oude en nieuwe testament en enkele heiligen, bijvoorbeeld de twaalf apostelen en Jezus bij het laatste avondmaal.
De tafel is halfrond en behalve een grote schaal op voet gevuld met broodjes (?) staat er een halfvolle karaf en een eveneens halfvol glas wijn. De schilder heeft geprobeerd alle apostelen een zekere eigenheid te geven: zwart haar of blond, met korte of lange baard en met een vol of ielig snorretje.
De twee vrouwen bij het lege graf hebben zalfpotjes in hun hand en de engel spreekt met zijn handen: hij wijst naar het lege graf en naar boven! De wat lukraak geplaatste en slordig opgebrachte dotjes van tomaten-rode stippen doen de hand van een leerling vermoeden.
De afbeeldingen mogen dan volgens sommige onderzoekers 'volks', 'naïef' of 'provinciaals' zijn, ons geven ze goede zin. Immers Adam en Eva zijn toch écht een beetje té overdadig gekleed, té opgedirkt. Beiden dragen een lange blauwe jurk met lange mouwen, Adam met een gele ceintuur en een merkwaardig hoofddeksel. Eva heeft lang haar en een halo en neemt de appel aan van de slang die kronkelt in de drie-kruinen boom.
Ernaast een ander oudtestamentisch beeld: koning David bidt in een zuilengalerij geknield vóór zijn troon. Hij kijkt naar boven, naar een wolk waaruit stralen komen. Gelukkig heeft de leerling-schilder hier niet de kans gekregen met zijn rode dotten te strooien.
Op een andere tegel is de opwekking van Lazarus een feit. Mummie Lazarus staat al in zijn graf. Een beetje onwennig lijkt het, want een engel moet hem steunen. Martha en Maria zijn op de voorgrond aanwezig. Een van hen ligt op de grond de ander staat. Achter Jezus zijn nog keurig stukjes te zien van de in totaal twaalf halo's van de twaalf apostelen.
Onder deze Lazarus-tegel .... drama! De Judas-(hand)kus wordt gegeven en één van de aanwezigen - achter Judas - heeft zijn zwaard getrokken en toegeslagen. Het afgeslagen oor ligt al op de grond en het bloedspoor is met tomaat-rode verf geaccentueerd. Ook hier weer al die kleine halootjes. Nu zijn het er elf, immers de twaalfde apostel Judas staat op de voorgrond!
Hoewel het een nogal akelig onderwerp is, is de onthoofding van Johannes prachtig eigentijds verbeeld (hieronder). De tegel werd geschonken door een zekere Abraham uit Kütahya, zijn zoon Johannes en enkele andere familieleden. De hoofdsponsores lieten hun eigen naam-heiligen afbeelden. Dus rechts Abraham met ram en mes, een verwijzing naar Gods bevel aan Abraham om zoonlief Isaak te offeren. Op het laatste moment hield God Abraham tegen en werd een ram geofferd.
De andere naam-heilige is Johannes de Doper. U kent het verhaal: de dans van de mooie Salome viel bij Herodes Antipas zó in de smaak dat ze een cadeautje mocht kiezen. Opgestookt door haar moeder Herodias vroeg ze om het hoofd van de gevangen genomen Johannes de Doper.
Prachtig plaatste de tegelschilder Salome in zijn eigen culturele ambiance. Salome is gekleed - wijde broek met openvallende lange jas - zoals Ottomaanse vrouwen uit de hogere kringen in zijn eigen tijd waren gekleed en aan haar voeten heeft ze de typisch Ottomaanse houten badsandalen. Hoe hoger die sandalen hoe hoger de status van de vrouw. Dus om duidelijk te maken dat Salome aan het hof verkeerde, maakte hij haar badsandalen lekker hoog! En .... hij liet Salome ook nog dansen op die stelten!
Soms heeft het glazuur een iets blauwgroenige tint, zoals op de tegel rechts. Volgens het opschrift was dit één van de tien tegels die Anastasius, zoon van Murad van Kütahya, zijn moeder Marta, zijn broers en zussen hadden gegeven voor de restauratie van de Heilige Grafkerk. Maria en haar zoontje in een rond medaillon omgeven door allerlei bloemetjes.
Ook de drie aartsengelen (rechts) zijn afgebeeld onder een blauwgroenig glazuur. Alle drie dragen ze een zwaard en een boekrol met opschrift, v.l.n.r. "de engel Michaël, de engel Gabriël, de engel Ariël". De schilder zat wat in z'n maag met al die vleugels, maar ach .... een heilige engel kan ook wel af en toe zonder!
Leuke tegels, genieten .... de kerkbeheerder is vriendelijk maar strict. Het is tijd om de deuren te sluiten, óók voor ons. Kortom, we moeten de kerk en de achttiende eeuw verlaten. Terug naar de onbarmhartige Jeruzalemse zon !