Midden zomer 1536 zat Antheunis van den Bossche nog laat in zijn stamkroeg aan de Gentse Doornstraat. Hij kwam er graag, want behalve zijn broer Beernaert, had hij geen familie en niemand wachtte thuis op hem. Financieel kon hij het zich gemakkelijk veroorloven; hij was een bemiddeld man. In de eerste uren van donderdag 24 augustus nam hij afscheid en zocht zijn weg naar huis. Toen hij door de verlaten stegen liep, maakten plotseling twee schaduwen zich los van de muur, renden op hem toe en voor Antheunis door had wat er gebeurde, werd een hand over zijn mond gelegd. De overvallers gingen hem met bruut geweld te lijf en doodden hem door een dolk dwars door zijn hoofd te steken. Het lichaam bleef in een grote plas bloed op straat liggen en werd enkele uren later gevonden door nachtwakers.
De brute moord schokte de stad Gent en met ijver probeerde men de daders op te sporen. Al spoedig liep het onderzoek dood en Gent was een onopgeloste misdaad rijker. Althans, daar leek het op ...
Twee jaar later, in 1538, pelgrimeerde Lieven de Caluwe vanuit Gent naar Santiago de Compostela. Hij had zo zijn eigen redenen om die lange en moeilijke tocht naar Spanje te ondernemen. Zijn geweten werd gekweld door een verschrikkelijke zonde, waarvoor hij absolutie wilde krijgen. Toen hij in Santiago aankwam, ging hij dan ook direct in de kathedraal biechten.
Daarna voelde hij zich zó opgelucht, dat hij besloot enkele dagen in de stad te blijven. Hij vond een onderkomen in de Vlaamse herberg, waar hij zijn eigen taal kon spreken. Hij bestelde een lekker wijntje - zal het die heerlijke Ribeiro zijn geweest? - , nog een en nog een.
Hij dronk net iets té veel; hij werd vertrouwelijk met het dienstertje: "Ik zat er zó erg mee, ik kon er niet mee blijven leven ....". Het meisje kon langzaam maar zeker uit het onsamenhangende verhaal de gebeurtenissen in Gent twee jaar eerder reconstrueren. Samen met Beernaert van den Bossche, die op het geld van zijn broer aasde en een forse beloning in het vooruitzicht stelde, had Lieven de Caluwe de rijke Antheunis vermoord.
Het dienstertje in Compostela kende nu het geheim van Lieven en ze vertelde het hele verhaal aan Symoen de Ruddere en Jan Paridaen, die enkele maanden later ook in de Vlaamse herberg in Santiago de Compostela verbleven.
Symoen en Jan namen, behalve pelgrimstekens in de vorm van een Jacobusschelp, ook de oplossing van de 1536- moord op Antheunis van den Bossche mee naar huis, ... naar Gent! Het onderzoek werd heropend en het recht kreeg zijn loop: op 21 april 1539 werden Beernaert van den Bossche en Lieven de Caluwe op de brandstapel gezet.