boek rome aan de noordzee
Rome aan de Noordzee
Burgers en barbaren te Velsen
Arjen V.A.J. Bosman
Leiden: Sidestone, 2016
136 p., veel kleurenill.- ISBN 978-90-8890-363-2
Kort na het begin van de jaartelling legden een paar honderd man met hun schepen aan in de buurt van Velsen. De mensen die er in kleine nederzettingen woonden, werden door de Romeinen Germanen genoemd en onderverdeeld in enkele hoofdgroepen. De Frisii minores en Frisii maiores leefden in de huidige provincies Noord-Holland en Friesland. De Romeinen kwamen hier in de nasleep van hun verpletterende nederlaag (9 nC) in het Teutoburgerwoud waar drie legioenen onder leiding van Varus door de Germanen waren verslagen. Het Romeinse leger wilde wraak en trok enkele jaren later moordend "Germanië" binnen. Enkele honderden soldaten zijn toen ontscheept op de zuidelijke oever van het Oer-IJ en richtten in 15 nC een permanent militair steunpunt in (Velsen 1, waarschijnlijk het door Tacitus genoemde Castellum Flevum).
Opgravingen vanaf 1972 door amateurarcheologen (AWN) in samenwerking met de UvA brachten veel aan het licht. Er zijn enkele bouwfasen in Velsen 1 (genummerd 1a, 1b, 1c, 2a & 2b, 3) herkend. Het ging steeds om een ommuurd en 'omgracht' hoofdkwartier, waar sporen van een toren, poort, (mogelijk) badgebouw, boothuis en waterputten werden gevonden. Bijzonder zijn de duidelijke havenwerken (p.31). De vondst van (fragmenten van) houten tentharingen geeft aan, dat de soldaten (enige tijd) in tenten bivakkeerden. Een fragmentarische houten badslipper, scherven van een flesje waarin normaliter geparfumeerde olie werd bewaard en een schraapijzer (strigilis) zijn de stille getuigen van het gebruik van het (mogelijke) badgebouw. Datering op basis van de vondsten gekoppeld met dendrologisch onderzoek bevestigen de datering van Velsen 1: 15-28 nC.
De vondstverspreiding van slingerkogels van lood en van gebakken klei maakt het mogelijk enigszins de strijd te reconstrueren die voorafging aan de ontmanteling van het fort. Het opgeven van Velsen 1 kan heel goed passen in de gebeurtenissen die Tacitus beschreef. De Friezen kwamen in 28 nC in opstand. Een zekere Olennius, eersterangs centurio, was belast was met het toezicht op de Friezen en met het innen van de belasting (huiden). Hij overvroeg en de vlam sloeg in de Friese pan. Romeinse soldaten werden gekruisigd en Olennius vluchtte naar Castellum Flevum (helaas is het eind van Tacitus' relaas niet volledig bewaard gebleven). De vondsten in Velsen sluiten heel goed aan bij dit verhaal. De Friezen wisten waarschijnlijk niet de overwinning te behalen, maar de Romeinen gaven niet lang daarna wel het fort op. Velsen 1 werd niet herbouwd, maar ongeveer negen jaar later werd Velsen 2 gebouwd, circa 600m verder naar het westen.
Enkele kleine opgravingscampagnes en losse waarnemingen – een allesomvattende opgraving was niet mogelijk – maken het niet makkelijk uiterlijk en chronologie van Velsen 2 (hoofdstuk 3) te reconstrueren. Wel lijkt duidelijk dat dit fort met grachten en wallen enige tijd in gebruik is geweest. Een van de gebruikte eikenplanken kon gedateerd worden (dendrologisch onderzoek): de kapdatum was de winter van 42 op 43 nC. Dat valt precies in de periode dat de Romeinen voorbereidingen troffen Brittannië te veroveren en de Chauken (Germanen in de provincie Groningen en het Duitse kustgebied) Romeinse gebieden plunderden. Corbulo, de Romeinse generaal ter plekke, herstelde de orde en Tacitus meldde: "Zelfs de Friezen, die zich sinds hun rebellie vijandig of althans onbetrouwbaar hadden opgesteld, capituleerden" (p.70). En hij bouwde "een fort waar hij een garnizoen legerde" (p.73). Maar keizer Claudius vond dat het allemaal te ver was gegaan en gaf Corbulo bevel "de bezettingstroepen terug te trekken naar onze zijde van de Rijn", nog steeds volgens Tacitus. Dat zou het fort Velsen 2 geweest kunnen zijn dat toen (47 nC) werd verlaten.
Hoofdstuk 4 gaat over het leven in de forten van Velsen 1 en 2. De wapens, potten en pannen, glaswerk, schoenen en tenten, mantelspelden, een benen fluitje, munten .... Veel vondsten worden in hun context geplaatst. Er is zelfs aandacht voor de voeding van de soldaten (p.99-102) op basis van de gevonden bot- en schelpresten.
Hoofdstuk 5 besteedt aandacht aan de wereld van de Friezen aan de hand van archeologisch onderzoek in de omgeving van Velsen. Een Nawoord en een overzicht van de wetenschappeliljke literatuur sluiten het boek af.
Het is een leuk boek met veel kleurenafbeeldingen en veel foto's van het archeologische onderzoek door de jaren heen (ook weer leuk voor de geschiedenis van het Nederlands archeologisch onderzoek!). De auteur stond in 1964 letterlijk met zijn wieg (p.58 en 73) op de opgraving. Het 'vak' is hem dus met de paplepel ingegeven en die levenslange bevlogenheid voor de geschiedenis van het Romeinse Velsen is duidelijk af te lezen aan dit boek. Wat ik ook erg goed vond aan dit boek is, dat het de lezer duidelijk maakt dat kleine – onooglijke – vondsten een schat aan informatie kunnen bevatten. Deduceren, combineren, vergelijken, kennis toepassen .... dat is het werk van een archeoloog.
Een tot nu toe voor mij onbekend (en kortstondig) stukje Romeins rijk is gaan leven!
Aanrader!
© Annet van Wiechen conens & van wiechen